Verdieping | Waarom zakt de bodem van onze rivieren?

In de loop van de eeuwen hebben we de Waal en de IJssel zodanig aangepast dat de rivieren zijn veranderd van langzaam stromende, vrij meanderende rivieren, in rechtgetrokken, vastgelegde rivieren. Nadeel van het vastleggen van de rivieren is dat deze sneller en krachtiger stromen. Daarnaast komt er structureel te weinig zand en grind via het Rijnwater uit Duitsland.

Vergroot afbeelding
Scheepvaart op de Waal bij het splitsingspunt met het Pannerdensch kanaal (bron: Rijkswaterstaat; fotograaf: Bart van Eyck).

Het zijn twee oorzaken die bijdragen aan het uitschuren van de rivierbodem. Dit is een doorlopend proces. Als we geen maatregelen nemen kan de rivierbodem in een deel van de Waal, het Pannerdensch kanaal en de IJssel over 50 jaar tot wel een meter dieper liggen dan nu het geval is.

Aanpassingen rivieren door de eeuwen heen

Sinds de 18de en 19de eeuw zijn op verschillende plekken oude rivierarmen en rivierbochten afgesneden, kribben aangelegd, dijken verhoogd en eroderende oevers van de rivieren vastgelegd met bestortingen. Deze maatregelen waren nodig voor een goede bevaarbaarheid van de rivieren voor de scheepvaart, maar vooral ook om overstromingen te voorkomen. Met name overstromingen door kruiend ijs waren een groot probleem in de 18de eeuw.

De maatregelen waren voor deze doelen zeer succesvol. Overstromingen vanuit de grote rivieren zijn sinds de oprichting van Rijkswaterstaat in 1798 steeds minder en sinds 1926 helemaal niet meer voorgekomen. De scheepvaart is in de afgelopen eeuwen enorm gegroeid in omvang en betrouwbaarheid.

Nadelige effecten

De maatregelen die zorgen voor een veilige situatie en het op zijn plaats houden van de vaarweg, hebben er echter ook voor gezorgd dat de stroomsnelheid van het gedeelte van de rivier tussen de kribben en oevers is toegenomen. Als water sneller stroomt neemt het meer zand mee vanaf de bodem van de rivier, waardoor de rivierbodem uitslijt.

Niet alleen Nederland heeft aanpassingen gedaan die bodemerosie veroorzaken. In het verleden werd er veel zand vanuit Duitsland meegevoerd naar het Nederlandse deel van de Rijn. Door de aanleg van stuwen in ons buurland is deze aanvoer van zand sterk verminderd. In Duitsland is het probleem van bodemerosie inmiddels beheersbaar geworden door een combinatie van vastleggen van de bodem en sedimentsuppletie.

De rivierbodem schuurt niet overal in dezelfde mate uit. De snelheid van de uitschuring is onder andere afhankelijk van het soort rivierbodem. Bij een zandige bodem gaat de erosie sneller dan bij een grindige bodem (kiezelgrond). Ook het bodemverhang (de steilheid van de bodem) en de ligging ten opzichte van de zee of een meer (met een relatief vaste waterstand) heeft invloed op de mate van uitschuring. In de bovenrivieren (met een groot verhang en relatief grote afstand tot de zee of het IJsselmeer) vindt er erosie plaats en in de benedenrivieren sedimentatie.

Hoe gaan we bodemerosie tegen?

Dat de bodemerosie op termijn problemen oplevert voor de scheepvaart en andere rivierfuncties is al lang bekend. Er zijn inmiddels ook al maatregelen genomen. Zo werd tot het midden van de jaren negentig van de 20ste eeuw commerciƫle zandwinning in het zomerbed van de rivieren toegestaan. Inmiddels is dit gestopt. Ook zijn er pilots uitgevoerd met de aanleg van langsdammen en sedimentsuppletie. Binnen Integraal Riviermanagement zoeken we naar een structurele oplossing en voeren die vervolgens ook uit.