Toespraak deltacommissaris op Big Improvement Day

Over twee weken, op 1 februari, leg ik een krans bij het Nationaal Monument in Zeeland. We herdenken meer dan 1800 slachtoffers. 60 jaar geleden. De laatste watersnoodramp.

Op diezelfde plek startte ik 3 jaar geleden als deltacommissaris op mijn eerste werkdag. Dat heb ik bewust dáár gedaan, omdat die plek voor mij verleden - heden en toekomst verenigt. Symbolisch voor mijn functie.

Ik heb hier in de buurt aan de VU economie gestudeerd. Na mijn studie ben ik bij de overheid gaan werken. Tot verbazing van mijn familie, want niemand was ambtenaar. Ik maakte de stap met overtuiging en ik ben er, al ruim 33 jaar, gebleven. Ik vind het fantastisch om me bezig te mogen houden met complexe maatschappelijke vraagstukken. Te helpen de goede besluiten voor te bereiden. De econoom in mij is altijd bezig te bedenken: Hoe kunnen we het meeste maatschappelijke rendement halen uit iedere euro die we als overheid uitgeven of investeren. Welke prikkels kunnen we inbrengen? In dienst van het algemeen belang.

Wat ik geleerd heb in de afgelopen jaren op heel veel plekken bij de overheid, pas ik toe in het werk dat ik nu bijna 3 jaar doe: een volgende watersnood voorkomen.

We kregen grote welvaart door onze ligging als gateway in Europa, maar we hadden ook de bedreiging van rivier en zee. We leven mét het water en verdedigen ons er tegen. Altijd spannend.

We hebben in dit - deels op water veroverde land - veel rampen of bijna rampen gekend in het verleden. Er werd steeds direct en stevig gereageerd. Je ziet dat ook in de rest van de wereld: rotzooi opruimen, geld voor betere bescherming. Bv in New Orleans na Katrina in 2005.
In ons eigen land de laatste 100 jaar:  1916 > de Afsluitdijk,  1953 > de Deltawerken,  1995 > het programma Ruimte voor de Rivieren. Ik ben benieuwd wat er in NY gaat gebeuren na Sandy.

Onze grote opgave nu is tijdig en adequaat te handelen en beter voorbereid te zijn. Want inmiddels weten en meten we over langere perioden dat de temperatuur en ook de zeespiegel stijgt, terwijl de bodem langzaam daalt: het gat wordt dus groter. En daarmee de kans dat we door een nieuwe ramp getroffen worden ook. Ons land is immers voor bijna 60 % overtroombaar. Ik wil het allemaal niet te groot en te dramatisch maken… maar om de 50 jaar was er één (stilte).

Als je dat weet, en je realiseert je ook dat er nu veel meer mensen in ons land wonen dan zestig jaar geleden, en dat de economische waarde flink is toegenomen, dan moeten we ons opnieuw de vraag stellen of we onze bescherming niet moet versterken. Want als het een keer misgaat; als de rivieren overvol zijn, terwijl de zee het land binnendringt bij een zware storm of onze zeekeringen gesloten zijn en het rivierwater niet weg kan, dan loopt het kerngebied van ons land, de Randstad gevaar. En dan zeg ik u, als dat mocht gebeuren, dan zijn we voor decennia uit de wedstrijd.

Ik ben aangesteld om er voor te zorgen dat dat niet gaat gebeuren.

Dat geldt overigens ook voor het omgekeerde: als het droger wordt en de rivier weinig water aanvoert, dat onze watervoorziening zo wordt aangepast dat onze nutsfuncties, de landbouw, de procesindustrie in de haven kunnen door-functioneren. We merkten de afgelopen decennia vaker: droge, soms zeer droge perioden in voorjaar of zomer. De extremen lijken ook op deze manier toe te nemen.

We hebben in ons land veel ervaring opgedaan met het reageren op een watersnoodramp. We hebben géén ervaring met het voorkomen van zo’n ramp. Dat is nieuw. We gaan het wel doen. We zijn veilig, maar tegelijkertijd ook kwetsbaar. Op die kwetsbaarheid zullen we een antwoord moeten vinden. De vraag is dan: hoe bereiden we ons het beste voor op een onzekere toekomst, waarvan we de richting kennen. Hoe doe je dat, als niemand de dreiging van een ramp voelt?
Ik bedacht in 2010 dat daarvoor tenminste drie dingen nodig zijn:
1. Kennis over de toekomst verzamelen en daar maatregelen voor bedenken.
We werken met deltascenario’s, mogelijke toekomsten voor ons land. Gebaseerd op klimaat en economie. Die hebben beide, en ook op elkaar, invloed. We kiezen niet. We houden rekening met alle opties. De maatregelen die we voorstellen moeten op alle mogelijke toekomsten een antwoord geven. Robuust, heet dat. Ons land, deze delta zal de extreme klappen van de natuur beter moeten kunnen opvangen. Flexibeler worden.

2. Oplossingen zoeken die veel verder gaan dan alleen maar de dijken ophogen.
We zullen innovatief moeten zijn. Dat beproeven we met ICT in de dijk (de IJkdijk) of door meer met de natuur te bouwen (Building with Nature). Dat doen we bij het project ‘de Zandmotor’ voor de kust bij Hoek van Holland. Heel veel zand op één plek voor de kust leggen waardoor de komende 10 jaar een natuurlijke bescherming ontstaat langs de gehele Z-H kust, via de wind en de stroming.
Maar ook door dijken niet alleen te zien als waterkeringen, maar ze meer functies te geven. De dijk in de stad, zoals in Scheveningen, waar de primaire waterkering ín de nieuwe boulevard zit. Mooi ontworpen. We hoeven ons niet te verschansen achter de dijken.

De nieuwe generatie Deltawerken zal er heel anders uit zien dan wat we tot nu toe gewend zijn. Het bijkomende voordeel is, dat dergelijke innovaties niet alleen óns helpen, maar ook het Nederlandse bedrijfsleven. Het worden showcases voor het buitenland. De topsector Water.

Het 3e punt is misschien wel het meest lastige en tegelijkertijd ook het meest vernieuwend: De aanpak, de governance van ons werk aan de delta. Een andere manier van organiseren en werken, die ook veel meer past bij deze tijd.
Waar ná een ramp vanuit het centrum wordt gereageerd: centraal en directief, zal je - om een ramp te voorkomen - anders moeten werken. Decentraal en gezamenlijk, met gedeelde doelen en waarden.

Heel veel partijen zijn betrokken bij ruimte en water. Water is essentieel voor ons bestaan. Overheden en gebruikers. Belangenverenigingen en bedrijven. Iedereen realiseert zich dat er grote belangen op het spel staan. Iedereen ziet de kwetsbaarheid, maar is op-zich-zelf niet in staat het probleem aan te pakken. Als aan de Maas wordt gesleuteld, heeft het effect op de situatie in de Rijnmond. De IJssel vult het IJsselmeer. Het belang van de tuinbouwer is niet hetzelfde als die van de natuurorganisatie. Beiden hebben zoetwater nodig, zeker als onze delta zilter of soms droger wordt.

In het polderen zijn we heel goed, we zijn er mee groot geworden via de waterschappen. Maar de polder verzandt vaak. Ik probeer dat te voorkomen. Draagvlak en daadkracht verenigen.

We werken als een nationaal programma. Friesland weet wat er in Zeeland speelt. En andersom. De boer spreekt met de natuurbeheerder. Het waterbedrijf met de haven. Door mee te doen vanaf het begin, kan iedereen eigen plannen meekoppelen. Dat maakt het geheel goedkoper.

We zien sinds 2010 gezamenlijk als partijen en overheden de situatie in onze delta onder ogen. Ieder stijgt uit boven het eigen belang, maar mét de eigen verantwoordelijkheid.

We verzamelen met elkaar de feiten, we bedenken samen mogelijke antwoorden, bijv. hoe je zout en zoet kunt scheiden in de Nieuwe Waterweg of hoe het IJsselmeer zijn water kwijt kan als de zee hoger wordt en kan vasthouden bij droogte. We komen dit jaar in de fase van de meest kansrijke maatregelen voor de toekomst en bepalen daarna samen de voorkeur.

In 2014 komen de grote beslissingen op de agenda. Die worden door de politiek genomen. Ik reken het tot mijn taak om díe cruciale beslissingen, de deltabeslissingen, zó voor te bereiden dat niemand er om heen kan.

Wat daarbij helpt is dat er een Wet is gemaakt, de Deltawet. Die zegt dat er elk jaar een Deltaprogramma moet verschijnen op Prinsjesdag met concrete voorstellen voor de nabije en wat verder gelegen toekomst. De focus is 2050 en 2100. Die Wet zegt ook dat er geld beschikbaar is in het Deltafonds, zo’n 1 miljard euro per jaar. Een overigens zeer bescheiden verzekeringspremie van minder dan 0,5% van ons nationaal inkomen. De Deltawet bepaalt dat de deltacommissaris ieder jaar het voorstel voor dat Deltaprogramma moet schrijven. Ieder jaar een update.

Dit alles helpt om in het deltaprogramma een nieuw soort overheid te beproeven, die boven de deelbelangen uit gaat, omdat het gaat over het voortbestaan van ons land. De deltacommunity groeit.

Dat brengt me terug bij de econoom in mij. We zullen economisch verantwoorde beslissingen en maatregelen gaan nemen. Hoger baten dan kosten.
En als u weet dat het opruimen van de rotzooi na een ramp zeven keer duurder is dan het investeren in het voorkomen van die ramp, dan begrijpt u dat die ene euro die je nu investeert een enorme opbrengst heeft in niet geleden schade. Dan heb ik het nog niet eens over de ontwrichting en het menselijk leed dat voorkomen kan worden.